Vaticaankenner Stijn Fens is sinds dit voorjaar eindredacteur Levensbeschouwing Katholiek bij KRO-NCRV. Én hij is, in deze week van Allerzielen, voor het eerst te lezen als columnist in KRO Magazine. Een nadere kennismaking met een verstokt katholiek. ‘Ik geniet van een goede preek.
“Ik heb tien jaar lang columns voor Trouw geschreven, dat stopte toen ik een half jaar geleden overstapte naar KRO-NCRV. Als je een column hebt, kijk je altijd om je heen, op zoek naar inspiratie. Daarom ben ik erg blij dat deze week mijn column in de gids start; ik begon een beetje lui te worden. Ik vertel graag over wat ik meemaak, daar geef ik vervolgens betekenis aan. Natuurlijk speelt het katholieke geloof daarin een grote rol, want ik ben veel in kerken en kloosters te vinden. Daarnaast vertel ik ook iets over hoe het in Nederland gaat. Mijn column is mijn kijk op de wereld om me heen, al ben ik geen ‘meningen-columnist’; ik schrijf eerder mijmerend en beschouwend. En ik heb een grote liefde voor taal.”
“Allerzielen is een gedachtenis die in de kerk een beetje in de vergetelheid was geraakt, maar vervolgens door de samenleving is opgepakt. Nu is het ook weer helemaal terug in de kerken, zowel in de katholieke als in de protestantse. Dat vind ik interessant. Het klassieke Allerzielen was bedoeld om te bidden voor de overledenen die nog niet bij God in de hemel waren. Nu is het meer een nationale gedenkdag geworden voor alle wat ik dan maar even ‘huistuin- en keukendoden’ noem.”
“Ik zorg ervoor dat ik rond deze datum het graf van mijn moeder in Zandvoort en het graf van mijn vader op De Nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam bezoek. Ik houd van begraafplaatsen, het zijn mooie plekken om overleden naasten dicht bij je te houden. En ik ontmoet er altijd aardige mensen. Het praat daar makkelijker, je bent onder lotgenoten en alle gêne om over de dood te praten is er weg. In Rome bezoek ik ook altijd een begraafplaats. Daar staat op bijna elk graf een foto, alsof de overledenen je toelachen en laten weten dat dood zijn best meevalt.”
Tekst: Lieneke van der Fluit