Informatief
27 december 2024
Fotocredit: Martje van der Heijden/KRO-NCRV

Antoine Bodar: ‘Zullen we elkaar geborgenheid bieden?’

Antoine Bodar, Nederlands bekendste priester, wordt tachtig jaar. Tussen Kerst en Oud & Nieuw blikt hij in De nacht van Bodar terug op zijn veelbewogen leven. Wat waren de schuilplaatsen in zijn bestaan en welke betekenis geeft hij aan Kerstmis?

Antoine Bodar is al een kwart eeuw thuis in Rome, een stad die hem toevlucht bood toen hij er in 1998, midden in een zware depressie, neerstreek. Hij woont sindsdien met zo’n twintig medebroeders in een priesterhuis, op een steenworp afstand van het beroemde Piazza Navona. Zijn kamer is licht en sober en biedt uitzicht op twee kerken: de Santa Maria della Pace en de Santa Maria dell’Anima, de kerk die bij het priesterhuis hoort. “Hier kan ik nadenken en schrijven. In dit huis, in deze kamer voel ik me geborgen.” Hij kende in zijn leven veel meer van die veilige havens, zowel letterlijk als figuurlijk. De grootste schuilplaats vindt hij, altijd, in de nabijheid van God.

Wat zijn uw vroegste herinneringen aan een schuilplaats?

“Mijn moeder was mijn eerste schuilplaats. Als kind was ik het liefst bij haar in de buurt. Niet dat ik bij haar op schoot kroop, of dat ze me knuffelde; in die tijd waren de meeste ouders niet zo fysiek met hun kinderen. Gewoonweg haar nabijheid gaf me een gevoel van veiligheid. Daarnaast was ik als jongetje misdienaar en was ik dus heel veel in de kerk te vinden. Het gebouw, de muziek, de wierook, de priester aan het altaar, ik vond het ongelooflijk indrukwekkend allemaal. Dat was toen al mijn wereld, daar voelde ik me thuis.”

Hoe was het toen u zich een periode helemaal niet meer zo thuis voelde in de kerk?

“Ik heb erg geleden onder het feit dat het mysterie van het geloof in Nederland met de vuilnisman werd meegegeven na het Tweede Vaticaans concilie (1962-1965, red.). Priesters werden presentatoren van een mooie show, waarin niet de eucharistie, maar mens en maatschappij centraal stonden. Voor mij verdween toen alle geborgenheid uit de liturgie. Maar hoe blij verrukt was ik, toen ik in de Kerstnacht van 1969 voor het eerst in de Abdij Sint-Benedictusberg in Vaals kwam. Daar viert men de liturgie van eeuwen, zij het in de moderne vorm. Dat vind ik prachtig: het sacrale, de heiligheid, het Gregoriaans. Sindsdien is de abdij een toevluchtsoord voor me, ik kom er minstens een keer per jaar.”

Het hele artikel leest u in KRO Magazine 51+52. Bent u geen abonnee, maar wilt u niets meer uit de gids missen? U kunt hier abonnee worden.

Tekst: Kalien Blonden

Back to top